Kienböck
Bij de ziekte van Kienböck is de bloedvoorziening van het maanvormig botje (lunatum) in de pols aangedaan. Door het tekort aan bloed wordt het botje zachter en zwakker en kan uiteindelijk inzakken.
Dit inzakken heeft ook effect op de andere 7 handwortelbeentjes in de poos, deze kun verplaatsen. Deze verplaatsing kan weer tot slijtage (artrose) leiden met een verminderde functie tot gevolg. De aandoening veroorzaakt veel pijn in de pols. Wanneer de ziekte in een later stadium komt, ontstaat er een verminderde beweeglijkheid van de pols en pijn aan de rugzijde van de pols in het midden. Dit gebied is tevens drukpijnlijk. De klachten verergeren bij inspanning en handwerk.
De oorzaak van de verstoring in de bloedvoorziening is onbekend. Wel is bekend dat de ziekte van Kienböck vaker voor komt bij mensen met een relatief korte ellepijp (ulna minus syndroom) in de onderarm of een afwijkende vorm van het maanvormige botje. Tevens heeft een trauma van de hand of pols in de voorgeschiedenis mogelijk invloed op het ontwikkelen van de ziekte van Kienböck. De ziekte van Kienböck komt het meest voor tussen de 20 en 40 jaar.